Fokdoel

De Lakenvelder is van oudsher een duurzame dubbeldoelkoe met een bijzondere aftekening. De Lakenvelder kenmerkt zich namelijk door een witte band rond haar middenhand.

Hoe ziet een goede Lakenvelder er uit?
Dit is een van de belangrijkste vragen waar de VLR zich mee bezig houdt. Het echte antwoord op deze vraag is echter niet heel snel gegeven, zeker niet op papier.
Het belangrijkste uitgangspunt van de VLR is ten eerste dat een ieder tevreden moet zijn met zijn of haar dieren. Het is niet de bedoeling om op te leggen wat de leden moeten fokken. Het is juist voor de bloedspreiding erg goed dat verschillende leden verschillende kenmerken in een dier waarderen en daarom verschillende bloedlijnen benutten. Toch wil de VLR de leden een richting meegeven die gebaseerd is op de originele Lakenvelders en op nuttige eigenschappen waardoor een dier makkelijk, gezond en vruchtbaar oud wordt. Dit leidt tot tevreden boeren en gelukkige dieren.
Het aankijken van een dier begint vaak bij de kop. Uit oude literatuur blijkt dat deze bij een Lakenvelder ‘sprekend’ dient te zijn. Daar begint het al, wat is ‘sprekend’? Een Lakenvelder is een dubbeldoel koe met types die meer naar melktypisch neigen en types die meer naar vleestypisch neigen. Daarom zien we graag een niet te lange en niet te korte kop, een zwarte, gepigmenteerde of rode neus, mooie wimpers en ‘lieve’ ogen. De mannelijke dieren mogen de kop natuurlijk wel wat breder hebben, en zodoende wat ‘mannelijkheid’ uitstralen.
De horens ziet de VLR bij een vrouwelijk dier graag wat ‘vluchtig’, dus niet te grof. Ze moeten mooi rondlopen en in de punt zwart eindigen. Bij de stieren mogen de horens wat breder uit staan en de punten naar voren gericht zijn.
De tong ziet men bij de Lakenvelder het liefst gepigmenteerd. Dit houdt in dat de tong zwart of grijs is. In de praktijk blijken de tongen van zwarte dieren donkerder te zijn dan die van rode dieren.
De klauwen dienen eveneens gepigmenteerd te zijn. Vaak ziet men lichter gekleurde klauwen bij dieren met tevens witte sokjes. Dit is een eigenschap die we natuurlijk niet graag bij Lakenvelders zien. Sommige veehouders beweren dat zwarte klauwen harder zijn, maar hiervoor is nooit wetenschappelijk bewijs gevonden. De ideale klauwhoek is 35 graden en een Franse stand is bij Lakenvelders niet gewenst (maar komt nog wel eens voor).
En nu komt het: de kleuraftekening. Dit is waarschijnlijk het belangrijkste raskenmerk. De Lakenvelders danken hun naam er waarschijnlijk aan. Een Lakenvelder is geheel rood of zwart, met alleen een witte band over de middenhand. Deze band moet op volwassen leeftijd, op het smalste punt, minimaal 20 centimeter breed zijn om in het stamboek ingeschreven te worden, en bevindt zich tussen schouderblad en heupknobbel. Daarnaast is het gewenst dat de band strak is en rondom ongeveer even breed is. Verder is het niet gewenst dat het uier geheel wit is. Op zijn minst de achterste twee kwartieren zien we graag rood dan wel zwart, maar een geheel gekleurd uier heeft de voorkeur.
Ook het karakter is van belang bij dit veeras. Een goede Lakenvelder is nieuwsgierig en raakt niet snel in paniek. Het zijn over het algemeen rustige koeien die bij de komst van de veearts of de inseminator niet voor problemen zullen zorgen. Hierbij dient echter wel vermeld te worden dat het karakter van een dier voor een groot deel bepaald wordt door de opvoeding die het gehad heeft. Een Lakenvelder is echter gemakkelijk mak te krijgen, als men haar regelmatig in de hand heeft. Agressief zijn Lakenvelder koeien van nature niet. Wel is het bij de Lakenvelders oppassen met de stieren. Deze kunnen (net als vrijwel alle andere stieren) levensgevaarlijk zijn.
Naast de bovengenoemde typische lakenvelderkenmerken, zijn er ook nog algemene runderkenmerken waarmee men rekening houdt als men een Lakenvelder beoordeelt. Daarbij gaat het om twee onderdelen: het frame en de benen.
Men begint bij het beoordelen van het frame met het opmeten van de koe. De ideale hoogtemaat van een volwassen Lakenvelder varieert tussen de 126 en 136 centimeter. Dit zijn de maten die de Keurstamboek commissie aanhoudt bij haar keuringen. In de praktijk blijkt echter dat Lakenvelders ook een paar centimeter groter of kleiner kunnen zijn en toch een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de Lakenvelder fokkerij.
De voorhand ziet met het liefst aan de brede kant. Deze kun je beoordelen op de plek waar de voorpoten zitten. De breedte van de voorhand hang vaak samen met het type dier. Hoe vleestypischer hoe breder de voorhand. Toch is iets ruimte in de voorhand gewenst omdat te smal vaak aangeeft dat het dier ook verder op in het lichaam te weinig capaciteit heeft om ruwvoer te verwerken.
Verder dient het kruis iets hellend en breed te zijn. Dit is met name van belang bij het afkalven. De Lakenvelder staat bekend om zijn afkalfgemak en is mede daarom een fantastische koe voor een (hobby)boer. Deze eigenschap moeten we er proberen in te houden en daarom wordt er op deze kenmerken gelet.
Een mooie Lakenvelder moet ook diep zijn. De ribben dienen lang te zijn en schuin naar achteren weg te lopen. Verder ziet de VLR graag voldoende lengte zijn in de middenhand. Tot slot van het frame nog de rug, deze moet recht en dus sterk zijn.
Dan de benen, dat is bijna niet te beschrijven, het is namelijk heel erg van belang hoe een dier gebruik maakt van het benenwerk. Toch is er een aantal punten waar op gelet kan worden. De klauwdiagonaal moet goed zijn, hierbij gaat het om de hoek die de voorzijde van de klauw met de grond heeft. De beenstand van de zijkant moet niet te recht en niet te krom zijn. Van de achterkant bekeken moeten de benen recht zijn. Bij Lakenvelders komt koehakkigheid nog al eens voor. Dit wil zeggen dat de hakken naar binnen gericht zijn, dit is niet gewenst. Bij koehakkige dieren slijten de klauwen onregelmatig af, waardoor met name op harde ondergrond, problemen ontstaan.
Tenslotte de uier. Daar wordt niet sterk op gelet omdat de meeste Lakenvelders zoogkoeien zijn, maar het is voor de duurzaamheid van het dier wel degelijk van belang. De uier dient vast aangehecht te zijn en het liefst heeft de uier enige lengte en recht tot nauw geplaatste spenen. Dit alles om bij oudere koeien de onder de hak te laten uitkomen zodat de kalveren slecht bij de spenen kunnen komen om te drinken.
Op deze manier probeert de VLR er aan bij te dragen dat de Lakenvelder een probleemloze en duurzame koe is. Duurzaamheid is een belangrijk raskenmerk. Lakenvelders die probleemloos tien jaar of ouder worden zijn geen uitzondering.